De meeste platvissen zijn echte bodemvissen. Door hun platte vorm kunnen ze zich daar goed verstoppen. Ze camoufleren zich door de kleur van de ondergrond na te bootsen. Op een zandbodem worden ze zandkleurig gespikkeld, op een grindbodem gevlekt met de kleuren van het grind. Je ziet ze dan haast niet meer liggen. Platvissen beginnen hun leven als normaal, rechtop zwemmend visje, maar als volwassen dier verandert dat. Dan verhuizen hun ogen naar één van de zijkanten van de kop terwijl de vis op de andere zijkant gaat liggen.
Van rond naar plat(vis)
Platvissen komen als piepkleine rondvisjes uit het ei. Ze zwemmen die eerste weken in de waterkolom. Aan iedere kant van hun lichaam zit dan een oogje. Na een week of twee beginnen ze te veranderen en trekken ze naar de zeebodem. Die verandering begint met de verplaatsing van het oog. Al heel snel staan de ogen van de larfjes niet meer keurig naast elkaar, maar lijkt het of ze scheel beginnen te worden. Bij de meeste soorten verschuift het linkeroog naar de rechterkant van de schedel. Daardoor schuift het hele schedelbot ook mee. Doordat de ogen dan aan één kant van het lichaam zitten, kunnen ze op één zijkant op de zeebodem liggen en toch beide ogen gebruiken. De huidskleur verandert ook mee. De zijkant die naar de bodem is gericht wordt lichtgekleurd, terwijl de zijkant waar de ogen naartoe zijn verhuisd vaak donker van kleur is. Met de hele metamorfose verandert ook het dieet van de vis. Als in de waterkolom zwemmend larfje eten ze plankton. Op de bodem veranderen ze in vleesetende roofvissen. Het maagdarmstelsel moet zich dan ook aanpassen aan het nieuwe dieet.
Welk oog verschuift, verschilt per soort platvis. Bij tarbot en griet verschuift het rechteroog naar de linkerkant, bij schol, schar en tong schuift het linkeroog juist naar de rechterkant. Bij de bot is 70% rechtsogig, en 30% linksogig.
Kinderkamer voor platvissen gezocht
Veel platvissen groeien op in de Waddenzee of dicht langs de Noordzee-kust. Daar is het water lekker warm, is veel voedsel te vinden en zijn minder grote vissen die ze op willen eten. Schol en tong zijn vissoorten die gebruik maken van deze ‘kinderkamer’. De vissen komen in de diepere delen van de Noordzee uit het ei en trekken als larfje naar de kustgebieden en de Waddenzee. De jonge platvissen eten vaak de sifonen van nonnetjes en andere schelpdieren op. De laatste tijd worden daar echter steeds minder jonge scholletjes gezien. Nu is het niet zo dat de schol is verdwenen uit de diepere delen van de Noordzee; de laatste jaren zwemmen er juist veel. Het lijkt er dus op dat de jonge schollen andere plekken opzoeken om groot te worden. Onderzoekers denken dat dit aan de temperatuur van het zeewater ligt. Die wordt geleidelijk aan hoger. Waarschijnlijk vinden de jonge scholletjes het tegenwoordig te warm geworden in het kustwater en de Waddenzee en kiezen ze nu voor koeler, dieper water om op te groeien. Aan de Noordzeekust, vlak voor het strand, kun je behalve schol en bot ook jonge tarbot, griet en schar vinden, en in de nacht ook tong en dwergtong.